Het voorbije joodse dordrecht
Oud-Dordtenaar Jacob Fontijne
bleek in Middelburg een held
Jacob Fontijne, |
Hij was zonder meer heldhaftig, maar dat zou pas in 2018 worden erkend – vele decennia later.
Jacob Fontijne, een geboren Rotterdammer, was commissaris van politie, eerst in Dordrecht, daarna in Middelburg.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog weigerde hij in die Zeeuwse hoofdstad om mee te werken aan de gedwongen verhuizing van joodse Middelburgers naar Amsterdam. In heel Nederland gold die verplichting, vanaf het voorjaar van 1942. In Amsterdam werden de joden bijeengedreven in drie speciale wijken: rond het Waterlooplein, in de Transvaalbuurt en in de Rivierenbuurt, ofwel: Judenviertel I, II en III.
Fontijne werd vanwege zijn verzet gearresteerd en overgebracht naar het gijzelaarskamp Beekvliet, in het Brabantse Sint Michielsgestel. Daar werd hij 21 maanden gevangen gehouden.
In het standaardwerk Zeeland 40-45 van L.W. de Bree wordt Fontijne, die in weerwil van zijn achternaam niet joods was maar Nederlands Hervormd, niet genoemd. Dat gebeurde pas toen Dirk Leendert Roth, al evenmin joods, in 2018 het boek publiceerde waaraan hij negen jaar had gewerkt, getiteld Broze Burchten – Middelburg en de Holocaust. Roth, nu woonachtig in Heerhugowaard, is geboren in Middelburg, in 1934, in de Sint Jorisstraat, tegenwoordig de Sint Entheunisstraat geheten.
Met zijn boek zorgde Roth ervoor dat Jacob Fontijne, die aanvankelijk gedoemd leek anoniem in de geschiedenis te blijven ronddwalen, eerherstel kreeg. In een achtergrondverhaal over het boek noemde de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) Fontijne ronduit een held.
In dit verhaal: wie was Jacob Fontijne, uit wat voor gezin stamde hij en hoe ontstond het eerherstel voor hem?
De Rotterdamse gezinskaart van de familie Fontijne. |
Dertien
Van wie is Jacob er een?
Hij is er een van dertien – wat voor de tijd waarin hij is geboren, allerminst exceptioneel is. Jacob is het zevende kind dat Willem Fontijne kreeg met Clasina van Noortwijk. Beide echtelieden zijn geboren in Schiedam, hij op 11 juli 1861, zij op 6 februari 1863. En Schiedam is ook de stad waar zij trouwden, op 13 mei 1886, toen de bruidegom 24 was, de bruid een jaar jonger. Allebei waren zij Nederlands Hervormd. Willem werkte als deurwaarder bij de arrondissementsrechtbank.
Maar Schiedam is niet de gemeente waar hun kinderen zijn geboren. Dat gebeurde deels in Brielle, deels in Rotterdam. Hun eersteling, Hendrik, kreeg Clasina al zeven maanden na de bruiloft, op 21 december 1886. Daarna volgden geleidelijk de overigen, soms met één jaar ertussen, soms met twee. Op één na hebben alle nakomelingen een lang leven mogen leiden: het vierde kind kwam levenloos ter wereld, in Brielle op 13 mei 1891.
In het overzicht hieronder wordt geschetst welke kinderen er wanneer kwamen, en tegelijk wordt ook vermeld wanneer zij zijn overleden.
1. Hendrik, Brielle, 21 december 1886 – Rotterdam, 25 oktober 1964 (77).
2. Boudina, Brielle, 27 januari 1888 – Wassenaar, 11 april 1966 (78).
3. Hendrina Jacoba, Brielle, 21 oktober 1889 – Leidschendam, 13 augustus 1973 (83).
4. Levenloze zoon, Brielle, 13 mei 1891.
5. Willem (nr. 1), Brielle, 11 april 1892 – Rotterdam, 8 november 1892 (zeven maanden).
6. Helena Catharina, Rotterdam, 19 augustus 1893 – Rotterdam, 29 mei 1894 (negen maanden).
7. Jacob, Rotterdam, 14 april 1895 – Bloemendaal, 7 augustus 1980 (85).
8. Wilhelmina Clasina, Rotterdam, 15 januari 1897 – Haarlem, 11 februari 1965 (68).
9. Adrianus Johannes, Rotterdam, 15 oktober 1898 – Oosterbeek (Arnhem), 24 november 1974 (76).
10. Willem (nr. 2), Rotterdam 7 september 1900 – Canada, 1980, 79 jaar oud.
11. Louis, Rotterdam, 20 september 1902 – Leidschendam, 6 mei 1968 (65).
12. Jacobus Wilhelmus Evert Maria, Rotterdam, 8 oktober 1904 – onbekend.
13. Johan, Brielle, 8 augustus 1906 – Harderwijk, 13 september 1971 (65).
Vader Willem en moeder Clasina zijn bijna even oud geworden. Willem overleed als eerste, nog altijd wonend in Schiedam, op 1 augustus 1934, hij was toen 73. Clasina ging heen, eveneens te Schiedam, op 5 april 1938, zij werd 75 jaar oud.
De Dordtse gezinskaart van Jacob Fontijne en Plonia Rijnsveld. Hun vier kinderen zijn in Dordrecht geboren. |
Op 15 januari 1936 wordt in de rubriek |
Inspecteur
Jacob Fontijne, kind nummer 7 en de hoofdpersoon van dit artikel, ging bij de politie werken. Hij werd eerst inspecteur 1ste klasse, vervolgens commissaris van politie te Dordrecht.
Volgens het bevolkingsregister arriveerde hij op 30 oktober 1915 vanuit Rotterdam in Dordrecht. Hij woonde al aan de Groenmarkt (nr. 40), in de Kon. Wilhelminastraat (8 rood) en daarna in de Louis Bothastraat (7), toen hij op 16 mei 1918 in Rotterdam trouwde met de Plonia Rijnsveld. Net als hij was zij in Rotterdam geboren, op 11 september 1896, en net als haar man was zij Nederlands Hervormd. Op 22 mei 1918 vestigde ook Plonia zich in Dordrecht, en week na de bruiloft.
Vier kinderen ging het gezin tellen dat Jacob met haar stichtte: drie zonen en één dochter, allen te Dordrecht. Achtereenvolgens waren dat: Clasina (10 juni 1919), Wouter (24 juli 1920), Willem (27 december 1923) en Pieter (21 juni 1934). In de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht is een opname aangetroffen, gemaakt in de plaatselijke studio van Foto Beerman op 3 april 1924, waarop de drie eerste kinderen te zien zijn.
Het gezin is overigens niet in de Bothastraat gebleven. Er is op onbekende datum verhuisd naar de Krispijnseweg, nummer 151 rood, en vervolgens op 25 januari 1927 naar de Bosboom Toussaintstraat, nummer 20. Daarna verliet de familie Fontijne Dordrecht voltallig, op 14 januari 1936, om neer te strijken in Middelburg, op het adres Rouenschekade G 157. Dit was dus anderhalf jaar na de geboorte van Pieter, het laatste kind.
Wie nog in Dordrecht ook kort deel uitmaakte van het gezin was Johan Fontijne (1906), de jongste broer van Jacob. Hij was er inwonend vanaf 26 september 1923. Daarna is Johan vertrokken naar Driebergen, op 2 december 1924, een ruim jaar later dus. Johan zou overigens terugkeren naar Dordrecht. Op 13 april 1927 verloofde hij zich er met Marie Monster (Dordrecht, 10 oktober 1907). Zij woonde toen aan de Zuidendijk, op nummer 65, hij ondertussen in de Tiesselensstraat, op nummer 7.
Zes jaar later trouwden zij, op 19 april 1933, in Dordrecht. Zij was 25 jaar oud, hij 26. Johan was net als zijn oudere broer Jacob inspecteur van politie. Het echtpaar ging per 25 maart 1936 wonen op een bekend adres: Bosboom Toussainstraat 20. Met andere woorden: zij gingen inwonen bij de familie van Johan. Pas na de oorlog, op 2 december 1946, betrokken zij een eigen woning, in Leeuwarden, aan de Harlingsestraatweg 71. Twee kinderen waren er intussen geboren: Johan junior (1934) en Maria Petronella (1938).
Het omslag van het boek ‘Broze Burchten’ Een persoonsfoto van Dirk Leendert Roth, |
Televisie
De focus komt nu te liggen op Jacob, de hoofdpersoon van dit verhaal.
Zonder het boek van Dirk Leendert Roth, waarover de PZC een verhaal publiceerde in de editie van 5 april 2018, zou Jacob Fontijne compleet in de vergetelheid zijn geraakt. Maar hoe ‘ontdekte’ Roth de politiechef Fontijne?
De PZC reconstrueerde het. Roth keek ’s avonds op 4 mei 2012 op tv naar de Nationale Herdenking bij het Nationaal Monument op de Dam. Na de twee minuten stilte las een meisje een gedicht voor, “dat hem raakte”. Zij bleek Charlotte Fontijne te zijn, Jacob is haar overgrootvader. Volgens de PZC was dát het moment dat Roth “op het spoor van politiecommissaris Fontijne werd gebracht”. “Tot dan had hij in de archieven en literatuur niets over diens arrestatie kunnen vinden”, zelfs niet in Zeeland 40-45. Via de familie Fontijne krijgt Roth de beschikking over enkele bewaard gebleven documenten uit die tijd.”
Roth gaat op onderzoek uit en in 2018 is zijn studie naar de Middelburgse Joden in de bezettingsjaren voltooid. Op pagina 153 bedankt hij Charlotte: “Dankzij haar zijn we in staat Jacob Fontijn in de Zeeuwse geschiedschrijving de ereplaats toe te kennen die hij verdient, maar die hem tot op heden om onverklaarbare redenen werd onthouden.”
Roth, vervolgt de PZC, verwijst in zijn boek naar de biografie van de Middelburgse oorlogsburgemeester Jan van Walré de Bordes, geschreven door Jan Zwemer en gepubliceerd in 2014 door de Elikser Uitgeverij, onder deze titel: Zijn open eenvoud was zijn grootste charme. Hierin wordt Jacob Fontijne beschuldigd van Deutschfreundlichkeit. Volgens Roth is dit niet terecht, zo schrijft hij op pagina 238. Hij heeft het daar over Fontijne, als “een man die met groot risico voor zijn eigen leven had geweigerd joden onder zijn bevel te doen afvoeren”.
Roth vult aan dat het alleen Jacob Fontijne is geweest, “die de moed had om te weigeren”. Burgemeester Van Walré de Bordes, “de directe baas van Fontijne”, heeft volgens Roth alle medewerking verleend aan het afvoeren van de joodse inwoners, hoewel hij zelf beweerde (pagina 134) dat hij heeft geweigerd daaraan mee te werken. Roth noemt dit een “flagrante leugen”. De PZC: “Hij vindt ook dat Jan Zwemer in zijn biografie “ten onrechte het blazoen van de burgemeester schoonveegt door diens rol bij de jodenvervolging te marginaliseren”.
Roth heeft, kortom, met zijn boek ‘Broze Burchten’ voluit de schijnwerper gericht op de heldenrol van Jacob Fontijne.
De overlijdensadvertentie voor Jacob Fontijne. |
Overlijden
Jacob Fontijne heeft dit eerherstel zelf niet kunnen beleven.
Op 7 augustus 1980 stierf hij in Huize ‘De Rijp’ in Flat 01 in Bloemendaal, in de leeftijd van 85 jaar. Volgens de overlijdensadvertentie in Trouw was hij sinds 13 juni 1975 weduwnaar van Plonia Rijeveld. Behalve oud-hoofdcommissaris van politie was Jacob volgens de advertentie ook Officier in de Orde van Oranje-Nassau en Officier in de Orde van de Eikenkroon van Luxemburg.
Jacob Fontijne is op 11 augustus bijgezet in het graf van Plonia, op de begraafplaats Westerveld in Driehuis-Velsen. Als correspondentieadres werd in de advertentie dat van achterkleinkind Charlotte Klarenbeek-Fontijne genoemd. Maar verder gold: geen toespraken, geen bloemen, geen bezoek.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'