Het voorbije joodse dordrecht
De Dordtse doden in Westerbork en
hoe slager I.H. Meijer eigenlijk stierf
* De wereldberoemde Leo
* Zes Dordtenaren overleden al in Westerbork
* Arrestantenkaart Eva Meijer online
* Brieven uit archief familie Meijer afgestaan aan Kamp Westerbork
* Foto gevonden van Esther Meijer
Slager Izaäk Herman Meijer en zijn vrouw Sara Meijer-Braadbaart. |
Frans Meijer (1952) heeft zijn grootvader, de in Dordrecht wonende slager Izaäk Herman Meijer, nooit gekend. Toch weet hij ‘alles’ van hem, tenminste alles van zijn dood, op 28 januari 1943, op 66-jarige leeftijd, in het beruchte doorgangskamp Westerbork. Over het leven dat Izaäk daarvoor leefde, heeft hij bitter weinig kunnen terugvinden, snippers slechts, op hoofdlijnen.
Dat kleinzoon Frans zoveel details kent van het overlijden van zijn grootvader, komt doordat het uitzonderlijk goed gedocumenteerd is. Frans’ eigen vader, de Zwijndrechtse apotheker drs. Herman Izaäk Meijer, zat ook gevangen in Westerbork en schreef een uitgebreide brief over de dood van zijn vader, een brief die bewaard is gebleven en zeventig jaar later opdook uit een kistje.
Daarnaast is er nog een andere brief, ook nog intact, die eveneens het sterven van I.H. Meijer beschrijft. Deze is afkomstig van de Dordtse kleermaker Meijer de Liver, al evenzeer een kampgevangene. Hij hield een wake bij zijn stervende plaatsgenoot en meldde dat aan zijn dochter Sophia Snieder-de Liver, in een brief op 29 januari 1943. Zo, aan de hand van deze papieren getuigenissen, kwam Frans Meijer iets te weten over de laatste uren van zijn grootvader.
Dit verhaal gaat eigenlijk over de Dordtse joden die, op weg naar de vernietigingskampen in oostelijker Europa, al het leven lieten in Westerbork. Zes waren dat er, ze zijn vrijwel allen begraven in Assen, op de joodse begraafplaats. Hun namen, hun woonadressen, en nog zo wat persoonsgegevens staan in een apart kader, aan het slot. De gevreesde dinsdagtreinen naar de gaskamers bleven hen bespaard, maar beter af waren ze allerminst: ze stierven desondanks.
Eén van hen was Izaäk Herman Meijer. Omdat over hem, maar ook over een ander kleinkind van hem, de “wereldberoemde” Leo, ongewoon veel documentatie beschikbaar is, worden zij er hier uitgelicht, Leo in een apart kader.
Woordvoerder is in beide gevallen ir. Frans Meijer, de gepensioneerde directeur van de centrale bibliotheek in Rotterdam. Hij heeft zijn bestaan aan puur geluk te danken: doordat zijn vader H.I., de apotheker, niet alleen Westerbork, maar ook Theresienstadt en Auschwitz overleefde – als enige joodse Zwijndrechtenaar trouwens.
Een jeugdfoto van Sara Braadbaart (vooraan links), gemaakt door de Dordtse fotograaf Van der Aa, samen met haar zes jongere zusjes: Bets, Anna, Roos, Lien (Carolina), Jeanette en Henriette. De oudste drie dochters trouwden allen met een Meijer en zijn alledrie in de oorlog omgekomen. Roos en Sien zijn op een onbekend ogenblik overleden. Jeanette overleed toen ze twaalf jaar oud was. Henriette, de jongste, leefde van 1888 tot 1978. Zij is degene in de kinderwagen. |
Vleeschhouwer
Het pand op de hoek van de Cornelis van Beverenstraat met de Adriaan van Bleijenburgstraat, waarin Meijer zijn slagersbedrijf had en waarin hij woonde. |
Terug in de tijd: Izaäk Herman Meijer, op 29 mei 1876 in Zwijndrecht geboren, trouwde op 5 december 1906 met de Dordtse Sara Braadbaart. Zij, zelf geboren op 10 april 1881, is telg van een omvangrijk geslacht. Dordrecht kende indertijd vele Braadbaarts en misschien is het aardig, beduidt Frans Meijer, om over deze familie dit merkwaardige detail prijs te geven: Izaäk en Sara raakten de families Meijer en Braadbaart nog inniger vervlochten. Uiteindelijk zouden namelijk drie zussen Braadbaart (Sara, Betje en Johanna) trouwen met drie broers Meijer (Izaäk Herman, Salomo Herman en Samuel Herman) in respectievelijk 1906, 1910 en 1927.
Izaäk, die als opvallende eigenschap had dat hij scheel keek, bekwaamde zich tot slager en grossier in vlees, vee en vet. Volgens de Dordtse gezinskaarten verliet hij al op 23 december 1899, nog ongetrouwd, zijn woonplaats om zich aan de overkant van de Oude Maas te vestigen, in de Cornelis van Beverenstraat 16 rood. Dit is een wijk met herenhuizen, gelegen in de 19de -eeuwse schil rond de binnenstad.
Twee jaar later ging Izaäk alweer terug naar Zwijndrecht, op 18 mei 1901. Om zich weer vijf later, op 13 november 1906, kort voor zijn huwelijk, opnieuw in hetzelfde Dordtse huis te vestigen.Tientallen jaren bleef hij hierna wonen in de Cornelis van Beverenstraat, in het hoekpand dat nog altijd bestaat, op het hedendaagse nummer 30-32.
De vier kinderen van Izaäk en Sara, v.l.n.r. |
Vier kinderen kregen Sara (bijgenaamd Sera) en hij, achtereenvolgens: Herman Izaäk (22 februari 1908), Eva Esther (18 juni 1911), Esther Kaatje (Stella, 8 september 1912) en Betty Rozette (27 april 1918).
Vader Izaäk genoot in joods Dordrecht meer bekendheid dan alleen als slager. Hij was ook bestuurder van de Nederlands-Israëlitische Gemeente Dordrecht, lid van de kerkenraad dus.
In 1934, volgens een advertentie in de Dordrechtsche Courant van 31 maart, sloot Izaäk zijn loopbaan als slager af, 58 jaar oud nu. Hij droeg zijn vleeschhouwerij over aan de heer N. van Velsen, die de zaak voortzette onder de naam N. van Velsen v.h. I.H. Meijer. Zijn grossierderij liet Meijer voortbestaan, en hij verhuisde, eerst naar de Oranjelaan 63 (nu: 97), later naar de Bankastraat 70 rood (nu: 56), ) en vanaf 2 februari 1940 naar de Reeweg 92.
Deze foto acht Frans Meijer "spectaculair", omdat daarop zijn latere moeder Nel staat, met op haar arm Leo, toen het zoontje van haar baas, de apotheker. Later zou zij met deze H.I. Meijer trouwen. |
Veerplein
Zijn zoon Herman was intussen in Groningen afgestudeerd als apotheker en had een tegengestelde beweging als zijn vader gemaakt: hij trok van Dordrecht naar Zwijndrecht. Daar, op het Veerplein opende hij in 1932 een apotheek. Hij ging er boven wonen, samen met zijn echtgenote, de Groningse Charlotta Rozeboom (6 juli 1904). “Zijn vader had hem dit aangeraden”, weet Frans Meijer. “Die zei: ‘Er komen daar woningen boven een gloednieuwe winkelgalerij, waarin nog geen apotheek is opgenomen. Ga er heen.’”
Drie jaar later, op 25 juli 1935, werd het eerste en enige kind geboren: Leo, een joch dat buiten zijn wil, en triest genoeg, “wereldberoemd” zou worden, zoals zijn halfbroer Frans Meijer het omschrijft.
Twee van de drie andere kinderen Meijer trouwden pas in en na de oorlog. Eva Esther, kind nummer twee, huwde op 25 september 1940 met Abraham Weissmann, een Nederlander van oorsprong, die evenwel ook een Brits paspoort had. Op weg naar de VS bleef de familie Weissmann begin vorige eeuw in Engeland hangen, in Grimsby, en daar werd baby Abraham geboren op 25 februari 1902. Betty Rozetta, kind nummer vier, trad na de oorlog, op 18 september 1946 in het huwelijk met de boekhouder Harry Duizend. Samen kregen zij vier kinderen: Jaap (1947), Herman (1949), Lotty (1951) en Robert (1959).
Esther Kaatje, bijgenaamd Stella, bleef ongehuwd en wachtte een onverdraaglijk lot.
Lijst
De oorlog nadert, de normale orde wordt ondersteboven gegooid. De Duitsers storten hun jodenhaat frenetiek uit over Nederland.
Izaäk Herman Meijer, de slager, wordt tegelijk met de andere sjoelbestuursleden van de synagoge gearresteerd. Volgens Frans Meijer waren “waardevolle eigendommen tevoren al ondergebracht bij verschillende kennissen”. Maar zoals het boek ‘De Verdwenen Mediene Dordrecht (1995) vermeldt, komt tijdens een huiszoeking bij één van de bestuursleden echter “een adreslijst van betrokkenen aan het licht, wat leidt tot arrestaties in en buiten joodse kring”.
In de Dordtse politiedagrapporten staat met boekhoudkundige precisie genoteerd wie op welk tijdstip en “op verzoek van de Sicherheitspolizei” in bewaring zijn gesteld. Izaäk komt voor in het journaal van woensdag 4 november 1942, om 17 uur. Een van zijn mede-gearresteerden in Meijer de Liver.
Meijer wordt overgebracht naar Rotterdam, naar het Haagsche Veer, de Duitse gevangenis. Enkele weken zou hij hier blijven, om daarna naar Westerbork te worden vervoerd. In Rotterdam was volgens Frans Meijer hem “alles al afgenomen”, vooral zijn geld. Dit zou hem in Westerbork fors opbreken. Sara Meijer, zijn vrouw, was ook opgepakt, maar net als vele andere joden, naar Amsterdam gebracht, de verzamelplaats van de nazi’s. Zij woonde er achter theater Carré op de Nieuwe Prinsengracht, de zogeheten Joodsche Wijk.
In diezelfde tijd, begin november 1942, werden ook de joden in Zwijndrecht van huis gehaald. Herman Izaäk, de apotheker, belandde met zijn vrouw Lot en zijn zoontje Leo eveneens in Amsterdam, in de Hollandse Schouwburg, de centrale deportatieplaats van Nederland.
Voorraad
Volgens Frans Meijer heeft Herman, zijn latere vader, in afwachting van transport naar Westerbork daar, in Amsterdam, zich gemeld om in het Drentse kamp de apotheek op te zetten. Dat is hem toegestaan en toen het hem er lukte de medicijnvoorraad op orde te krijgen, verwierf hij zich gaandeweg “een bijzondere positie”: hij en zijn gezinsleden werden gesperrt, ze hoefden niet met de gevreesde dinsdagtrein mee.
Belangrijker nog: Herman mocht geregeld het kamp verlaten, om medicijnen te bestellen en op te halen. Dat gaf hem de gelegenheid om spullen te smokkelen, zoals briefjes en tekeningen van zijn zoon Leo. “Zo is hij ook wel in Dordrecht geweest, en in Amsterdam”, zegt Frans Meijer.
Van november 1942 tot september 1944 heeft Herman Meijer met zijn gezin in Westerbork kunnen blijven, arbeidend als apotheker.
In het kamp bevonden zich nog twee familieleden: Herman’s zus Esther Kaatje (‘Stella’) en zijn zwager Abraham (‘Aby’) Weissmann. Frans Meijer heeft niet kunnen achterhalen waarom diens vrouw Eva (‘Eef’) en piepjonge zoontje Ino Izaak Ferdinand (Rotterdam, 23 februari 1942) er niet bij waren. Ze zaten in ieder geval nog in Rotterdam, hun woonplaats. Begin 1943 is Aby vanwege zijn Britse paspoort geruild tegen Duitse krijgsgevangenen, en zo wist hij via via Engeland te bereiken.
Na de gevangenenruil kwamen Eef en de 1-jarige Ino niettemin alsnog in Westerbork terecht, op 31 maart. En daar stierf het kind enkele weken later in het kampziekenhuis, aan dysenterie. Herman Meijer heeft er een uitvoerige brief over geschreven, vanuit Westerbork, op donderdag 29 april 1943, aan zijn moeder Sara en zijn zus Betty. Die brief is bewaard gebleven.
Eef en Stella bevonden zich bij Herman “thuis” in Kamp Westerbork. Ino was “flink ziek”, maar de hoofdzuster ontkende dat er gevaar dreigde. “Nauwelijks had ze dat gezegd of een zuster kwam mij roepen”, schrijft Herman, “om direct naar het ziekenhuis te gaan, daar Ino’s toestand plotseling verergerd was. Helaas kwam ik even te laat. Ino lag heel rustig als sliep hij. Eef was erbij, alsook Lot.”
Hij vervolgt: “Welke troost moeten wij Eef geven? Ik weet het niet. Mooie woorden helpen in dit geval weinig, zouden we ook niet kunnen uitbrengen. Haar jeugd is de enige troost die zij bezit en haar wil om weer met haar man verenigd te worden, houdt haar dan ook zoo flink. Ze is nog jong, haar leven ligt nog voor haar.”
Eva Meijer wordt, via het Franse Vittel, inderdaad in Engeland herenigd met Aby Weissmann. Zij kan het kamp verlaten doordat ook zij over een dubbele nationaliteit beschikt. Eef en Aby krijgen twee kinderen, Sylvia Sara Aleida (1944) en Henriette Estella Betty (1946), die Wiseman zijn gaan heten, om in Engeland niet geconfronteerd te hoeven worden met een Duitse achternaam.
Ino is vrijdag de 30ste april gecremeerd. De urn met zijn as is op de joodse begraafplaats in Diemen bijgezet. Alleen Herman Meijer was er bij, hij was er “trots op dat ik de enige was, die het kleine kereltje uit het kamp uitgeleide deed”.
Eieren
De dood van Ino was niet het enige sterfgeval in de familie. Enkele maanden ervoor was Herman’s vader Izaäk in Westerbork gestorven, op donderdag 28 januari 1943. Ook daarover heeft Herman Meijer rapport uitgebracht, in een brief twee dagen later. Maar bij die familiehistorisch belangwekkende brief [zie ook het kader hieronder] hoort een kanttekening.
Herman schrijft zelf, aan zijn “lieve moeder en zusters” (Eef en Betty), dat vader op 21 november in Westerbork aankwam, vermoeid was en reeds enige dagen tevoren pijn had, “waarvoor men hem poeders had verstrekt”. Hij kreeg bronchitis en rond 10 december heftige diarree. Izaäk wordt opgenomen in de ziekenbarak 82, en vervolgens in barak 4, nadat zijn toestand verergerde. De doktoren concluderen dat dit geen gewone buikloop is, maar dat “er iets anders achter zat”.
Enkele weken leven de Meijers in Westerbork in angst. De ene dag was de toestand iets beter, dan weer veel slechter. Izaäk weigerde iets tot zich te nemen, “ondanks het feit dat men hem trachtte te versterken met eieren, sinaasappelen, vleesch”. Zijn lichaam verzwakt, op zondag 17 januari komt “het begin van de ineenstorting”. Woensdag 27 januari dreigt er zelfs levensgevaar, en die nacht waakt Herman bij zijn vader. De volgende ochtend komen Lot en Aby erbij. Ook de jonge Leo komt zijn opa “nog even goedendag zeggen voordat hij naar Onze Lieve Heer” gaat.
Donderdagmiddag om 15.50 uur slaapt Izaäk in het bijzijn van Herman, Lot en Aby rustig in. “Zijn sterven was schoon, zoo mooi dat wij 3-en gelukkig waren dat hij uit zijn lijden was.” Dan richt Herman zich speciaal tot zijn moeder, Izaak’s vrouw. “Hij heeft vaak naar u geroepen, moeder, in zijn stervensnacht. Steeds maar weer “Sera, Sera”.”
Tijdens die stervensnacht was Meijer de Liver aanwezig. Vanaf woensdagavond 19 uur tot aan de dood heeft hij “onafgebroken praktisch zonder eten en drinken” gewaakt bij Izaäk Meijer. “Hr. de Liver”, vindt Herman, “is een zeer nobel mensch.” De Liver schreef hier, op 29 januari, over in een bedroefde brief aan zijn dochter Sophia. De brief wordt genoemd in het boek ‘De verdwenen Mediene van Dordrecht’, maar is niet meer terug te vinden in het Dordtse archief.
Aanmerkelijk minder nobel acht Herman Meijer neef Saam. Die kwam “precies drie uur na zijn dood om vaders winterjas vragen. De fijngevoelige familie. Ook om zijn horloge is al een klant geweest, Kaatje Monasch. Laat ze maar in hun bekrompen ideeën”, sneert Herman.
Een uitsnede van de brief die Herman Meijer uit Westerbork schreef aan zijn moeder en zusters. De brief werd in 2013 teruggevonden in een kistje op zolder. |
Mishandeld
Wat Herman Meijer zijn moeder Sara in de brief bespaart, is de werkelijke gang van zaken rond het overlijden van Izaäk. Hij bood haar “bemoedigende en troostrijke woorden”, maar verzwijgt de ellende die aan het sterven voorafging. Dat vindt althans Leo Meijer, de broer van Frans. Deze Leo hoorde rond 1990 van zijn vader dat zich rond Izaäk ook nog iets anders heeft afgespeeld, en noteert dat in een handgeschreven commentaar bij de brief.
Het blijkt dat Izaäk bij aankomst in Westerbork is mishandeld. Hij had geen stuiver op zak, maar de heren van het ‘ontvangstcomité’ (van de “Lippmann-Rosenthal-roofbank”) wensten dat niet te geloven. “Izaäk werd tegen een muur gezet en een middag met slagen en trappen met laarzen bewerkt. Na deze mishandeling is hij naar het ziekenhuis afgevoerd, lichamelijk en geestelijk een gebroken man. ‘Sera, Sera’, de naam van zijn vrouw schreeuwend, is hij enkele dagen later bezweken.”
Leo Meijer vindt het “begrijpelijk” dat zijn vader deze nare feiten zijn moeder heeft willen onthouden, maar wil ze nu niet meer verdoezelen.
Izaäk Herman Meijer is op maandag 1 februari begraven op de joodse begraafplaats in Assen. Volgens Frans Meijer gebeurde dat “bij uitzondering”. “Er zijn niet zoveel mensen in Westerbork overleden.” Lot, Aby, Leo en Herman mochten erbij zijn. “Wij brengen hem van hier naar zijn laatste rustplaats in Assen, zonoodig gaan wij erheen lopen”, kondigde Herman tevoren aan.
Het stormde die dag. De boerenkar waarop de kist stond, belandde daardoor onderweg in een greppel. Als gevolg daarvan viel het stoffelijk overschot van Izaäk er af, en duurde het ook langer voordat iedereen op de begraafplaats was.
Zijn moeder Sara ontbrak. Herman had het haar verboden om te komen. Hij achtte het risico te groot dat zij vervolgens in Westerbork zou worden vastgehouden. Aanwezig waren wel Betty Meijer, de jongste dochter, en Nel Stam, de niet-joodse apothekersassistente van Herman Meijer, een vrouw met wie hij gedurende de oorlog contact hield. Betty was op dat moment ondergedoken en droeg daarom geen ster. “In de trein naar Assen heeft ze gauw de ster op haar jas zitten naaien”, aldus Frans Meijer.
Het overlijdensbericht van I.H. Meijer was het laatste Dordtse bericht in het Joodsche Weekblad.
Transport
Vrijgesteld mocht hij dan zijn, dit vrijwaarde Herman Meijer niet volledig van de nazi-wreedheden. Uiteindelijk werden ook hij zijn vrouw en Leo weggevoerd, naar Theresienstadt, met het één na laatste transport (nummer 101) uit Westerbork, op 4 september 1944. Het kamp werd feitelijk al ontruimd; de Duitsers waren al aan de verliezende hand. Het gezin had trouwens, volgens Frans Meijer, nog ‘geluk’: één dag eerder ging er nog een transport rechtstreeks naar Auschwitz.
In Theresienstadt werden de Meijers een maand later alsnog naar Auschwitz vervoerd, waar Lot en Leo direct zijn vergast. Herman wist zich op het nippertje te redden, door zich op het perron voor te doen als Feinmechaniker. Hij werd daarop als dwangarbeider in de oorlogsindustrie tewerkgesteld, totdat de Russen hem bevrijdden.
Andere familieleden ondergingen hetzelfde als Lot en Leo. Moeder Sara is in Amsterdam alsnog opgepakt. Zij eindigde via dezelfde route (Westerbork, Bergen-Belsen, Theresienstadt, Auschwitz) in de gaskamers, op 11 oktober 1944. Esther Kaatje, haar dochter, werd ook vermoord in Auschwitz, op 17 september 1943 al. De andere drie kinderen Meijer hebben, samenvattend, betrekkelijk ongeschonden het einde van de oorlog weten te halen.
En die nobele Meijer de Liver: ook hij werd naar Auschwitz gestuurd en er vermoord op 26 februari 1943.
Na de bevrijding had Herman Meijer “grote moeite” om zijn eigen apotheek terug te krijgen. Maar hij slaagde erin de zaak te hervatten. Op 4 december 1946 hertrouwde hij, met zijn assistente Nel Stam (Dordrecht, 1913). Uit dit tweede huwelijk kwamen drie kinderen voort: Leo (1948, genoemd naar de eerste Leo), Hilde (1950) en Frans (1952), de verteller van dit familieverhaal.
Frans Meijer, de verteller van het verhaal. |
Overleden
Inmiddels zijn zeven decennia verstreken.
Vader Herman is overleden op 2 april 1995. Zijn zoon Frans noemt hem een “intelligente, serieuze man, die heel precies was, en spraakzaam – behalve over de oorlog.” Zijn tante Eef is ook heengegaan, op 24 januari 2001 in Scheveningen; zij ligt begraven in Rotterdam. Haar man Aby stierf al in 1955, 53 jaar nog pas, op 4 juli, in de gezinswoning aan de Stadhoudersweg 121A in Rotterdam. Zijn andere tante, Betty Rozetta, overleed op 23 december 2005 in Amsterdam 0p 87-jarige leeftijd. Haar graf bevindt zich op de joodse begraafplaats in Muiderberg.
Zijn moeder Nel Stam leeft nog immer. Zij is thans 101 jaar oud, en wordt verzorgd in een Zwijndrechts verpleeghuis. Frans Meijer bezoekt zijn moeder wekelijks, zoals hij heel af en toe het graf opzoekt van zijn grootvader, in Assen – die man van wiens leven hij bijna niets weet.
Aan Leo Meijer, het kind dat twee jaar in Kamp Westerbork verbleef, is in 2013 een kinderboek gewijd, dat hem in de woorden van Frans Meijer wereldberoemd heeft gemaakt. Hoe kon dit boek tot stand komen?
|
Zes Dordtenaren overleden al in Westerbork
Kamp Westerbork was het voorportaal van de vernietigingskampen, van de dood.
Gebouwd in 1939 als Centraal Vluchtelingenkamp werden van hieruit van 15 juli 1942 tot en met 13 september 1944 107.000 in Nederlandse wonende joden, 245 Sinti en Roma en enkele tientallen verzetsmensen gedeporteerd. Van hen overleefden slechts 5000 joden en 32 Sinti en Roma de Tweede Wereldoorlog.
Stenen De Dordtse overledenen van Westerbork zijn:
1. Magdalena Jacob, Dordrecht, 25-12-1940, Westerbork, 17-12-1942, dochter (kind van bijna 2 jaar) van Fedor Jacob (1911-1945), die omkwam bij een bombardement in Den Haag op 3 maart 1945. Zijn echtgenote overleefde de oorlog. Laatste woonadres: Frans Lebretlaan 31 (13 nu), Dordrecht. Magdalena ligt begraven op de joodse begraafplaats in Assen, kindergrafnummer 19. 2. Adolf Goldschmidt, Lemförde (geboren 29 september 1851), gestorven in Westerbork, op 6 december 1942. Echtgenoot van Henriette Meijer. Emigreerde op 29 december 1938 als weduwnaar naar Dordrecht, waar zijn dochter Margaretha woonde, als echtgenote van Joseph van den Bergh en als moeder van Cato Ilse en Henriëtte Johanna. Adolf woonde bij het gezin in, op het adres Singel 135 (201). Begraven op joodse begraafplaats in Assen, grafnummer ZO 7-64. Adolf heeft een eigen grafsteen, maar die is zichtbaar modern en dus van later datum. Zijn naam komt ook voor op het collectief monument.
|
Brieven uit archief familie Meijer Frans H. Meijer, oud-Zwijndrechtenaar en oud-directeur van de Bibliotheek van Rotterdam, heeft correspondentie uit het familiearchief overgedragen aan het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De archivalia behelzen 35 brieven, briefjes, kladjes en zelfs een logboekje. De documenten, die de periode 1938-1945 bestrijken, zijn afgestaan aan Kamp Westerbork, omdat dit kamp volgens Meijer “een centrale rol speelt in de stapel”. In het archief van Westerbork zijn “de originelen op de juiste plek”, vindt hij. Dordrecht Uitgetypt
Drama |
Foto ontdekt van Esther Meijer
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'