Het voorbije joodse dordrecht
Dordtse boterbon in Australisch museum herinnert aan geheime hulp aan joodse kinderen
De boterbon die Thea afstond aan het Joods Museum in Sydney. Foto Websiteredactie |
Ver weg in Australië, in het Joods Museum van Sydney, wordt een flinterdun papiertje bewaard, afkomstig uit Dordrecht: een boterbon, alleen geldig tussen 28 december 1941 en 21 maart 1942.
Hoe komt dit overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog helemaal ginds terecht, in een museum dat exclusief is gewijd aan de Holocaust en de joodse geschiedenis van Australië? En wat moet het papiertje symboliseren?
Moeder Anna Frumau-Soeterbroek met vijf van haar (later in totaal zes) kinderen op de Noordendijk, op een vooroorlogse foto. Thea (rechts) is de oudste. Foto Familiebezit |
Overgebleven
De website van het Sydney Jewish Museum geeft al enig uitsluitsel. De boterbon blijkt in 2008 gedoneerd door ene Thea van Gastel-Frumau. Zij emigreerde met haar echtgenoot André in 1951 van Nederland naar het Australische continent. De bon is het enig overgebleven exemplaar van de voedselbonnen die Thea’s moeder, Anna Apolonia Christina Soeterbroek (1907-1981), tijdens de oorlog kreeg, voor haar gezin met vijf kinderen: Thea zelf, Jopie (1932), Anneke (1934), Carel (1935), Jan (1937). Na de oorlog kwam Ria (1946) erbij. Thea was van hen de oudste, geboren in 1931.
De naam Frumau doet oudere Dordtenaren knikken van herkenning. De Frumau’s herinneren ze zich nog wel. Ze hadden tot ver in de jaren zeventig en op de Voorstraat 318 (nu: 348) een “magazijn en fabriek van fijne lederwaren”, zoals staat vermeld in het Adresboek van 1938.
Op deze foto, gemaakt in de lederwarenfabriek aan de achterkant van de winkel, staan v.l.n.r. personeelslid Doris Schoofs en de broers Theo en Carel. Deze laatste is de vader van Thea. Foto Familiebezit |
Volgens openbare bedrijfsgegevens waren het eerst Theodorus W. Frumau (1911-2006) en zijn broer Carel F. Frumau (1905-1981) die van mei 1935 tot september 1968 de winkel gezamenlijk dreven, al haakte Theodorus eerder af, om in november 1945 naar Breda te verhuizen. Nadat Carel de zaak verliet en zich in Rijsbergen vestigde, nam zijn zoon Joannes (Jan) C. Frumau in 1966 de firma over. Vijf jaar later, in 1973, trad Theodorus (Theo) Gijsbertus Beekhuis (1938) als vennoot toe. De zaak is in maart 1983 opgeheven.
Thea, de emigrante, is een dochter van Carel.
Parochieblad
Aan het begin van de oorlog was Thea, die voluit Theodora Wilhelmina Maria heet, negen jaar. Van de kinderen Frumau is zij qua leeftijd feitelijk de enige die overtuigende herinneringen zou kunnen hebben aan die periode. Maar welke? En vallen die te herleiden tot de boterbon? En waar woont zij tegenwoordig, deze Dordtse dame die inmiddels 82 moet zijn?
Internet brengt uitkomst. Via het parochieblad van St. Joseph’s Parish in Como, in het Australische New South Wales, aan Oyster Bay Road 210, wordt achterhaald dat Thea van Gastel daar Administer of Communion is, een soort pastorale hulp, gerechtigd om de communie uit te reiken tijdens de mis.
De pastoor legt desgevraagd per e-mail contact met een van Thea’s kinderen, Emanuel, de volwassen zoon die werkt bij de Australische luchtvaartmaatschappij Qantas, op de afdeling Airfcraft Design & Projects. Hij biedt zich van harte aan als verbindingsman: zijn ouders beschikken niet over een internetaansluiting.
Op de website van het Joods Museum in Sydney valt al te reconstrueren dat Thea en haar jongere zusje tijdens de oorlog er op uit werden gestuurd om met de voedselbonnen etenswaren te halen. Dat betekende meestal: uren wachten in een rij. Alleen de meisjes konden het huis veilig (en langdurig) verlaten: moeder Anna Soeterbroek had nog drie kinderen om op te letten en vader Carel mocht zich beslist niet op straat vertonen. Hij ontdook het werken in Duitse fabrieken, waartoe hij op grond van de Arbeitseinsatz verplicht was, en verstopte zich dus.
Thea's vader Carel in diensttijd en in Nederlands uniform, vóórdat de Duitsers Nederland bezetten. Foto Familiebezit |
Thea’s moeder was dol op boter. Vandaar dat de bonnen daarvoor ook allemaal zijn ingeleverd. De bon in het museum is als enige ongebruikt en bewaard gebleven.
Hulp
Voor Thea symboliseert deze bon de hulp die haar ouders aan joden hebben gegeven. Daarom is het papiertje aan het joods museum geschonken. Maar welke vorm had die hulp? De website meldt slechts dat Thea tijdens de oorlogsjaren volstrekt niet heeft geweten dat haar ouders joden hielpen. Daar kwam zij pas na de bevrijding achter, meldt de website.
Maar misschien dat zij dan inmiddels meer weet? is de vraag die haar via haar zoon Emanuel wordt voorgelegd.
In een handgeschreven brief reageert Thea. Zij weet nog steeds niet hoe haar ouders joden hulp hebben geboren, alleen dat ze die hebben gegeven, schrijft ze. “Wat mijn vader in de oorlog heeft gedaan, weet niemand. Daar praatte hij nooit over. Dus ik kan u niet helpen met die jaren.”
Haar ouders waren katholiek. Sowieso “woonden er veel katholieken op de Voorstraat”, en haar vader was lid van St. Vincent de Paul (in Nederland bekend als de Vincentius Vereniging), indertijd een liefdadigheidsinstelling die zich richtte op de behoeftigen, de nooddruftigen. Het was om díe reden, weet Thea, “dat er elke dag verschillende kinderen op verschillende tijden bij hen thuis kwamen, om aan tafel mee te eten.
Een foto, in de avonduren gemaakt, van de winkel van Frumau aan de Voorstraat. |
Ongetwijfeld bevonden zich onder deze wisselende jongens en meisjes, joodse kinderen die ondergedoken waren. Maar dat weet Thea van Gastel niet; daar werd gewoon niet over gesproken. De kinderen Frumau bevonden zich soms buiten, tijdens zulke, in wezen geheime maaltijden. “Wij speelden vaak op straat; er waren bijna geen auto’s. Maar nooit hoorden we of er joodse kinderen bij waren”, zegt ze, doelend op de mee-etende kinderen.
Tip
Haar waarneming wordt beaamd door broer Jan. Het was de redactie van deze website niet bekend, maar hij bleek nog gewoon in Dordrecht te wonen, nota bene in het achterhuis van de firma Frumau, dat dateert van begin 17de eeuw en nu een ingang heeft aan de Kleine Spuistraat. Een tip van een goed ingevoerde Dordtenaar leidde tot zijn ‘ontdekking’. Frumau woont op de eerste en tweede etage van dit pand, dat als entree een rondeel-achtig torentje heeft, waarvan de trappen nog dateren van de zestiende eeuw. Naast de ingang beneden is een reusachtige hal, onderdeel van de voormalige fabriek. Hier werden de koffers, tassen, hondenartikelen en andere lederwaren geproduceerd en gerepareerd, waar Frumau om bekend stond.
Thea van Gastel-Frumau in 1946, enkele jaren voordat zij naar Australië emigreerde. Foto Familiebezit |
Jan Frumau was tegen het einde van de oorlog nog jonger dan Thea, zeven jaar pas, maar zijn herinneringen zijn niettemin identiek. “Mijn vader”, vertelt hij met graagte, “was nogal streng, maar hij deed van alles voor de kerk. Daar is hij ook om geroemd.”
“De kerk vroeg hem of hij mensen te eten wilde geven. En aan dat verzoek voldeed hij. Als kinderen mochten wij er natuurlijk niet te veel van weten, want kinderen kunnen hun mond voorbij praten. Dan zei mijn vader: ‘We hebben straks mensen te eten en misschien blijven ze ook slapen.’”
Dat waren niet uitsluitend kinderen, zoals Thea al vertelde. Volgens Jan werden in het achterhuis ook volwassenen soms tijdelijk verstopt, zoals personeelsleden van Frumau, van wie enkelen van joodse afkomst waren. “Ze konden er ook clandestien naar bijvoorbeeld de BBC en Radio Oranje luisteren. Het apparaat zat goed verstopt in een grote stapel karton, met een gat erin.”
Er was trouwens een voorname reden dat dit zich allemaal in het achterhuis afspeelde: boven de winkel woonde indertijd een schoonzus van eigenaar Carel Frumau, en dat was een Duitse. Jan: “Broer Theo had in Duitsland het vak geleerd, en haar daar leren kennen.” De aanwezigheid van deze Liesbeth kwam goed uit. “Bij controles van de bezetter kon zij die soldaten in hun moedertaal op een geslaagde manier om de tuin leiden door ze verkeerd rond te sturen; het was immers een diep pand.”
Thea op een recente foto, met haar echtgenoot André van Gastel, in hun huidige vaderland Australië. Foto Familiebezit |
Station
Terug naar Thea van Gastel.
Twee andere herinneringen aan joodse Dordtenaren komen terug in haar geheugen. Eentje betreft de razzia’s in de stad. “Ik weet wel dat in ’t laatste jaar, of misschien eerder, de joden met Duitse vrachtwagens werden opgehaald en naar ’t station gebracht. Zelf ben ik er door kleine straatjes stiekem naar toe gehold en achter een boom gaan staan. Ik zag ze naar ’t perron lopen. Maar ik herkende niemand van gezicht, ’t ging te vlug. Mijn ouders wisten dit niet.”
De andere herinnering is van na de oorlog. Thea Frumau was op bezoek bij een vriendin van haar, Ella van Gastel. Die had bij haar thuis meisjes van de vroegere huishoudschool in Dordrecht uitgenodigd. Een van hen was Greetje; Thea is haar achternaam vergeten, maar de anekdote geeft aan dat zij joodse was.
“Greetje vertelde mij dat zij nooit naar Duitsland op vakantie zal gaan en nooit laarzen zal kopen of dragen. Ik vroeg waarom en zij vertelde mij dat zij tussen de vloer of planken verstopt was [geweest] op zolder. Zij hoorde nog steeds de Duitse soldaten over de vloer lopen. Verder zei ze niets meer. ”
Het complete gezin van Carel Frumau en zijn vrouw, met hun vijf kinderen, ter gelegenheid van het 12,5 jarig huwelijksfeest. Foto Familiebezit |
Thea denkt dat dit zich afspeelde in de woning boven de pianozaak van Spiering op de Voorstraat, een zaak die zij kende omdat zij er wel pianoboeken kwam kopen – boeken die ze nog altijd bezit.
Klein
Meer kan Thea van Gastel niet oproepen over de oorlogsjaren. Zij vindt het spijtig dat ze niet kan uiteenzetten wat haar ouders precies voor joden hebben betekend. Maar dat is een lot dat kleine, persoonlijke geschiedenissen vaak is beschoren: ze blijven onbelicht, doordat betrokkenen er na de oorlog niet meer over willen praten; ze zwegen verbeten. En zo verdwenen hun geschiedenissen in het luchtledige.
Carel Frumau maakte tijdens de oorlogsjaren een Carel Frumau, de vader van Thea en Jan, is de maker van een grote, imponerende maquette van het Dordtse stadhuis. Niet zoveel Dordtenaren weten dit, en dan nog vooral zullen het de oudere Dordtenaren zijn die ermee bekend zijn. De maquette stond tientallen jaren in de winkel van lederhandel Frumau (spreek uit als Frumo), maar bevindt zich sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw op de zolder van het stadhuis. Tijdens Dordrecht Monumenteel, het jaarlijkse monumentenweekeinde, is de replica te bezichtigen; verder ook op de eerste zondagen van de maand.
Gotisch
Eigen maat
In de jaren zestig verhuisde Carel Frumau naar Breda. Hij nam de maquette mee, maar niet om haar aan haar lot over te laten. In navolgende jaren ontwierp hij ook nog een heus stadhuisplein ervoor, met omringende Dordtse geveltjes. Voor het uiterlijk van deze pandjes liet hij zich door andere architecten adviseren. Stopcontact |
[Jan Frumeau is op 23 juli 2018 na een kort ziekbed overleden, op 80-jarige leeftijd. Hij was geboren op 22.8.1937. In de overlijdensadvertentie in ‘Dordt Centraal’ stond dat Jan tot op de dag dat hij ziek werd nog actief was, en nog twee dagen per week bij het leerbedrijf Van der Spek in Puttershoek werkte. Hij trad daar 24 jaar geleden in dienst. Ook was hij sinds vijf jaar 1 dag per week vrijwilliger bij de dagbesteding ‘Zo Mooi Samenwerken’ in Dordrecht. Op zijn uitdrukkelijke wens is zijn lichaam ter beschikking gesteld van de wetenschap.]
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'