Het voorbije joodse dordrecht
Gerenommeerde fotograaf Joep Friezer
heette bij zijn geboorte eerst nog Juda
* Overzicht families Friezer en Valk
Joe Friezer aan het werk tijdens een vrolijke, ongedateerde bijeenkomst in Amerika, zijn nieuwe vaderland. Een onbekende vrouw kijkt toe. |
Het is lichtelijk ontregelend: Juda Friezer lijkt niet te bestaan.
Juda Friezer, overleden in 1998, was een gerenommeerd fotograaf, zowel in Nederland als in de Verenigde Staten. Foto’s van hem staan in het legendarische fotoboek De Ramp. Hij was betrokken bij de oprichting van het ANP, het (foto)persbureau dat nog altijd bestaat. Hij vergezelde koningin Juliana tijdens reizen, hij volgde namens de Nederlandse pers de koninklijke familie. In een In Memoriam in The Los Angeles Times werd hij daarom een Dutch Royal Photographer genoemd. En hij had een bijnaam: One Shot Joe − omdat hij van elke nieuwsgebeurtenis consequent maar één foto maakte.
Juda Friezer heeft dus wel degelijk op deze aarde rondgelopen; hij was een professionele, doorgewinterde, markante fotograaf.
Maar op de website ‘Joods Monument’, die alle Nederlandse Holocaustslachtoffers herdenkt, ontbreekt zijn naam ten enenmale. Op een pagina gewijd aan het gezin van David Eliasar Friezer, Juda’s vader, worden álle gezinsleden genoemd, behalve Juda – de enige overlevende.
Dit zou nog om reden van privacy kunnen zijn gebeurd. Maar ‘Joods Monument’ heeft de gewoonte om in zo’n geval niet de naam van de overlevende te noemen, maar in cursieve letters te vermelden dat er een kind of een partner als overlevende is. Juda Friezer komt echter niet voor op de website. Net zomin als in de omvangrijke database van Max van Dam, die op zijn gelijknamige website de stambomen van Nederlands-joodse families ontrafelt. Ook bij hem is Juda Friezer non-existent.
Hierdoor ontstaat een verkeerde indruk, namelijk dat het gezin Friezer volledig is uitgemoord. En dat is dus niet correct: Juda heeft zich weten te redden − samen met zijn vrouw Goldina en hun zoon Henk.
Voor deze Dordtse website was er een dwingende reden om de schijnwerper op deze ‘vergeten’ man te richten: hij is namelijk een geboren Dordtenaar. In de drie jaar dat het joodse gezin van David Friezer in Dordrecht woonde, werden er twee kinderen geboren, Juda en Eliasar. In dit verhaal wordt uiteengezet hoe de Duitsers een ravage aanrichtten in de familie Friezer.
Een pagina uit het Rotterdamse bevolkingsregister. Eliasar Friezer en Alida van Moppes zijn de ouders van David Eliasar, en de grootouders van Juda (later: Joep en Joe). Eliasar en Alida kregen negen kinderen, David Eliasar werd kind nummer drie. In het register is de achternaam nog met een ‘s’ geschreven in plaats van de ‘z’. |
Zo oogt tegenwoordig het pand op de Voorstraat, op nummer 249, waar het gezin Friezer voor de oorlog zo’n drie jaar heeft gewoond. Het is het derde, grijze pand van rechts. |
Eerste etage
David Eliasar Friezer, kelner en koffiehuisbediende van beroep, arriveerde op 23 augustus 1917 in Dordrecht. Hij kwam uit Rotterdam, zijn geboortestad. Daar was hij op 24 maart 1879 ter wereld gekomen, als derde van de negen kinderen die zijn vader Eliasar Frieser (1845-1930) kreeg met zijn tweede vrouw Alida van Moppes (1854-1920).
Zelf was David ook al aan een tweede huwelijk begonnen. Op 7 augustus 1912 was hij als 33-jarige in Den Haag in de echt getreden met de 27-jarige strijkster Christina Maria van Grevenstein, maar de verbintenis hield geen stand. Op 21 april 1917 werd het huwelijk ontbonden. Drie maanden later, op 1 augustus, hertrouwde hij in Rotterdam met de 28-jarige plaatsgenote Sophia den Arend (Rotterdams, 12.7.1889).
Het huwelijk was nog maar drie weken geleden voltrokken, toen David met Sophia neerstreek in Dordrecht, op de Voorstraat, op nummer 193 rood (nu: 249). Hier gingen ze zogezegd hun geluk beproeven.
Het was in dit pand, op de eerste etage, dat op 29 mei 1918 het eerste kind werd geboren, Juda, een jaar gevolgd door een tweede, Eliasar (soms: Eliazar) Salomon, op 5 juni 1919. Een jaar later verliet het gezin Dordrecht alweer. Op 29 oktober vertrokken David en Sophia met de twee baby’s naar Rotterdam, naar de Schoterbosstraat 116 I. In deze stad werd het gezin aangevuld met een derde kind, weer een zoon: Richard, op 5 december 1926.
Eliasar en Alida overleden al ver voor de oorlog, hij op 19 september 1930, zij op 6 september 1920. Zij hebben niet hoeven meemaken hoe hun gezin in de oorlog uiteengereten zou worden. De ouders zijn beiden begraven op de joodse begraafplaats Toepad in Rotterdam. |
Amsterdam
Juda trok er jong op uit. Op 15 april 1935 vestigde hij zich in Amsterdam, op de Reguliersstraat 74, een teenager van 17 nog maar. Twee jaar later, op 6 maart 1937, had hij genoeg van de hoofdstad en ging een huis in Den Haag bewonen, aanvankelijk in de Prinsestraat, op nummer 92. Op zijn Haagse archiefkaart staat dat hij als persfotograaf werkzaam is. Nog in hetzelfde jaar verhuist hij binnen Den Haag twee keer, naar de Pieter van den Zandestraat 32 (op 20 augustus) en naar de Geleenstraat 36 (per 21 december). Twee jaar nadien, op 21 maart 1939, keert hij ook Den Haag de rug toe, nu om weer in Rotterdam op te duiken, op het adres Poortstraat 1.
In Duitsland heersen intussen al jaren de nazi’s. Ze jagen een storm van jodenhaat over het land; ze hitsen de bevolking op. Joden zijn hun leven niet zeker meer. In de nacht van 9 op 10 november 1938, de zogeheten Kristallnacht (de Nacht van het gebroken glas), culmineert de haatcampagne in een pogrom tegen de joodse bevolking. Ze worden verjaagd uit hun huizen en uit 7500 winkels. Veertienhonderd synagogen worden in brand gestoken en gesloopt, ziekenhuizen en begraafplaatsen moeten het ontgelden. Tientallen joden worden vernederd, mishandeld, vermoord. De jacht is geopend.
Zoon David Eliasar trouwde net als zijn vader tweemaal, eerst in 1912 met Christina Maria van Grevenstein, daarna in 1917 met Sophia den Arend. Met Sophia ging David in Dordrecht wonen, op de Voorstraat, op nummer 193 (nu: 249). De gezinskaart laat zien dat in Dordrecht hun eerste twee kinderen werden geboren, Juda (1918) en Eliasar (1919). Daarna verhuisde het echtpaar naar Rotterdam. |
De Tweede Oorlog richtte een ravage aan in het geslacht Friezer. Van het gezin van David en Sophia alleen al bleef alleen Juda over. Zijn vader, moeder en zijn broeders Eliasar en Richard werden allen vermoord in Auschwitz. |
Vermalen
Ruim een jaar later wordt Nederland bezet, ook hier willen de Duitsers de joden proberen weg te schrijven uit de geschiedenis. Langzaam komt de hetze op gang, verschrikkingen dreigen. De familie Friezer krijgt alles te maken met de Holocaust; zij wordt erdoor vermalen.
Eliasar Salomon, net als Juda geboren in Dordrecht, is de eerste van het gezin die in het vernietigingskamp Auschwitz wordt omgebracht. Het gebeurt op 30 september 1942. Eliasar, die kapper was geworden, is dan 23 jaar oud. Diezelfde dag vergassen de Duitsers ook zijn vrouw, ook in Auschwitz. Deze Saartje Salomon is nog jonger, 19 pas, geboren als zij is op 9 januari 1923 in Rotterdam.
Saartje is een dochter van Maurits Salomon (Rotterdam, 6.8.1892) en Kaatje Pappie (Amsterdam, 7.5.1894). Dit gezin bestond verder nog uit zoon Jacobus (Rotterdam, 18.2.1917). Eerder was er tweemaal een Branca geboren − de ene op 14.5.1919, maar zij stierf na enkele maanden op 12.12.1919, de andere op 8.3.1935, om een week later te overlijden, op 16.3.1935.
Van de overgebleven gezinsleden Salomon is niemand in leven gebleven. Moeder Kaatje eindigde als 48-jarige op 24 september 1942, vader Maurits op 31 januari 1943, 50 jaar oud, zoon Jacobus werd gedood in Sobibor, op 21 mei 1943, 26 jaar oud. [Terzijde: op verschillende websites wordt Saartje Salomon abusievelijk Saartje Slomon genoemd, het is een tikfout.]
De verwoestingen binnen de familie Friezer zouden naarmate de oorlog vorderde, nóg groter worden. Veertien dagen na hun zoon Eliasar Salomon kwamen ook vader David en moeder Sophia in Auschwitz aan. Ze waren reddeloos, ze stierven tegelijk op 15 oktober 1942, hij op 63-jarige leeftijd, zij als 53-jarige. Hun andere zoon, de laatstgeboren Richard, vond ook in Auschwitz de dood, vier maanden later, op 28 februari 1942, 16 jaar oud.
Dood door vergassing is wat ook de broers en zussen van vader David wachtte. David stamt uit een gezin van negen kinderen, is al vermeld. Van hen zijn er, inclusief David, zeven vermoord. Dit zijn hun namen: Salomon Eliasar (1877), Abraham Eliasar (1878), Ruben Eliasar (1880), Fannij (1883), Jacob Eliasar (1884) en Alida (1886). Partners en kinderen van deze Friezers worden hier buiten beschouwing gelaten. Maar in een apart overzicht, te zien via deze link, is te lezen wie en hoeveel er zijn geslachtofferd.
Het geboortebericht over Juda, in de ‘Dordrechtsche Courant’ van 1 juni 1918. |
Enige
Juda bleef als enige over van het voormalige Dordtse gezin.
Hoe dat hem is gelukt, valt enigszins op te maken uit de Amerikaanse website die aan de fotografie van Juda en diens zoon Henk is gewijd, Friezer Photography genaamd. Daarop wordt uiteengezet wat Juda overkwam. Voor dit artikel is uit die oorlogsgeschiedenis geciteerd.
Juda trouwde in 1942 met de 24-jarige Goldina Valk (Wildervank, 19.9.1918), een dochter van Heiman Valk en Esther Pels. Ze zetten zich allebei in voor het verzet, Juda hielp bijvoorbeeld mee aan een ondergrondse krant. Op een bepaald moment werd Juda gearresteerd door de politie, maar volgens de website werd hij vrijgelaten “na druk en dreigementen van het verzet”.
Toen op 13 juni 1944 in een katholiek ziekenhuis in Laren zoon Henk werd geboren, gaven Juda en Goldina hem een nepnaam: Johnny Frieling – bang als de ouders waren dat zij ontdekt worden door, en gelinkt worden aan, hun verzetsactiviteiten. Het gezin woonde in Blaricum samen met andere verzetslieden onder een hondenkennel van het Duitse leger, met permissie van de eigenaresse, mejuffrouw Else Gertrude Plate. De hondenkennel bevond zich aan de Matthijsenhoutweg, op nummer 29. In dit hondenpension stond ook een zes ton zware drukpers uit Hilversum en een kleine zetterij uit Andijk, voor het drukken van het toen illegale dagblad Trouw, aldus drs. Aaldrik Herman, wetenschappelijk onderzoeker WO2 in Laren.
Het gezin bleef verstopt op deze plek tot aan de bevrijding. Na de oorlog werd Johnny’s naam veranderd in Henk Herman Hennie John Friezer.
Niet alleen Juda bleek de enige overlevende te zijn, Goldina eveneens. Haar ouders, haar zes broers en zussen (Jonas, Bertha, Nathan, Frouwkje, Geertruida en Roza) kwamen allen om in Auschwitz.
De Rotterdamse gezinskaart van het gezin Friezer. David Eliasar en Sophia waren weer terug in het geboortestad. Ze arriveerden er op 9 november 1920, en kregen op 5 december 1926 nog een derde kind, Richard, in hun woning aan de Proveniersstraat 22. |
Persfotografie
Juda keerde terug naar Den Haag, waar het gezin met twee dochters zou worden uitgebreid: Elly (officieel Ella Sophia Rosa Evelina) op 9.9.1945 en Sophia G. op 1.9.1953. Hij pakte zijn oorspronkelijke vak, de fotografie, weer op.
Volgens de Amerikaanse website groeide hij uit tot “an elite photographer”, die namens verschillende kranten werd afgevaardigd om koningin Juliana en andere leden van het koninklijk huis als persfotograaf te volgen op hun reizen, als een royaltyfotograaf. Juda ging intussen anders heten. In de krantenwereld noemde men hem voortaan Joep.
Zijn werk ontwikkelde zich voorspoedig. Hij begon een fotozaak met studio en nam personeel in dienst. Het gezin woonde boven de winkel. Tussendoor beijverde hij zich mede voor de oprichting van het ANP.
Maar in 1955 schafte Joep Friezer zijn lucratieve fotohandel af. Hij had in het kielzog van koningin Juliana al enkele keren Amerika bezocht, en besloot een kans te wagen in de Verenigde Staten. Op 13 maart 1955 emigreerde hij met zijn gezin, vanuit Rotterdam meevarend met het ms ‘Black Heron’. Bij aankomst in New York kon het gezin eerst nog enkele maanden verblijven in het appartement van de beroemde reporter van CBS, Daniel Schorr. Joep had deze journalist eerder ontmoet, en Schorr, die tijdelijk in Moskou werkte, stond hem toe zolang in zijn appartement te logeren.
Joep Friezer verhuisde daarna naar Los Angeles, aan de andere zijde van de VS. Nog werkloos zijnd, suggereerde een Rotterdamse collega die hij in Los Angeles tegenkwam, Erik Hof, om samen een fotozaak te beginnen. Hij stemde in, en zo begon op Vermount Avenue hun studio. Ze maakten portretfoto’s van leerlingen van het nabijgelegen Los Angeles Community College, huwelijksfoto’s en commerciële foto’s. Om zijn inkomen aan te vullen, schrijft de website, had Joep Friezer er allerlei baantjes naast, zoals telefoonboeken bezorgen en vloeren poetsen.
In maart 1955 emigreerde Juda, die zich inmiddels Joep was gaan noemen, met zijn gezin naar de Verenigde Staten. Hij vestigde zich als fotograaf uiteindelijk in Los Angeles. Vijf jaar later, in 1960, kwam hij even terug naar Nederland. ‘De Telegraaf’, de krant waarvoor hij correspondent was, schreef erover in de editie van 18 mei. Er werd een foto van Joep geplaatst met zes Mexicaanse hoeden op zijn hoofd, en camera’s om de hals. |
Kisten
Een doorbraak, en een terugkeer naar de persfotografie, beleefde Joep toen Deal Publications, dat een keten van lokale kranten bezat, hem vroeg om foto’s te maken. Spoedig daarna meldde ook The Northeast Newspaper zich bij hem, plus nog enkele plaatselijke nieuwsbladen en klanten als het Occidental College en de University of Southern California. Joep scheidde zich af van de studio en begon voor zichzelf. Zijn donkere kamer bouwde hij op uit hout van de scheepskisten waarmee hij zijn bezittingen naar de VS had verscheept.
Naast zijn werk voor lokale kranten werd Joep Friezer correspondent van de westkust voor dagbladen en tijdschriften in Nederland, zoals De Telegraaf.
Het was in die krant dat Friezer uitbundig werd verwelkomd toen hij in 1960 voor het eerst terug was in Nederland, overgewipt na vijf jaar. Op 18 mei schreef het dagblad dat Joep gistermiddag, omhangen met camera’s en getooid met een koddige Mexicaanse hoed, op Nederlandse bodem stapte. Zijn naam was alweer veranderd, nu in Joe.
Hij heeft succes in Amerika, kon de krant meedelen, al vertelde Joe eerlijk dat het hem in het begin behoorlijk had tegengezeten. “Het lachen verging mij de eerste tijd in Amerika wel. In welk beroep je daar als emigrant ook komt, welke diploma’s en ervaring je ook hebt, je moet helemaal onderaan de ladder beginnen. Voor mij was de speciale moeilijkheid dat ik allround ben − dat begrip kennen ze dan ook in de persfotografie niet.”
Juda trouwde midden in de oorlog, in 1942, met Goldina Valk. In juni 1944 werd in Laren hun eerste kind geboren, Henk, die ze veiligheidshalve een andere naam gaven: Johnny Frieling. Op deze foto moet Henk als baby staan, maar Henk, die de foto toestuurde, gaf niet precies aan wie hij is. De andere baby’s zijn de zussen die respectievelijk in 1945 en 1953 werden geboren, Elly en Sophia. De vrouw in het midden is moeder Golda. |
Ladder
Het eerste wat Joe, die opbiechtte dat hij was geëmigreerd omdat hij zich in West-Europa “niet veilig voelde”, in Los Angeles kocht, was “een mooie houten ladder”. Hij zette in de VS namelijk een gewoonte voort die hij al in Nederland had, fotograferen vanaf de ladder.
De Telegraaf daarover: “Hij vestigde in Nederland niet alleen de aandacht op zich door de goede kwaliteit van zijn werk, hij stond bovendien bekend als de-fotograaf-met-de-ladder. Overal waar (de Hagenaar) Friezer moest werken stond hij op een ladder – hij haalde dat voor hem blijkbaar onontbeerlijke werktuig van de vreemdste plaatsen, maar het kwam er.” Hij kreeg er in Los Angeles die ene bijnaam van (The Ladder); die andere was One Shot Joe, verwijzend naar die ene foto die hij steevast van elk evenement maakte.
Terzijde meldde De Telegraaf dat het tussen Joe en zijn voormalige zakenpartner Erik Hof “minder boterde”. “Nu wonen zij alleen nog maar naast elkaar zonder veel te spreken.” Joe zei over Erik nog: “Hij is Amerikaan geworden onlangs, ik hoop het ook gauw te worden met mijn vrouw en drie kinderen.” Volgens diverse Amerikaanse genealogische websites is het op 3 december 1965 inderdaad tot een naturalisatie gekomen.
Henk Friezer, de zoon van Joep die ook fotograaf werd, stuurde ons verschillende foto’s toe uit het Amerikaanse leven van oud-Dordtenaar Juda alias Joep Friezer. Op deze foto is Joep (nu ‘Joe’ geheten) aan het werk als persfotograaf, hij staat achteraan rechts. |
Een eervol bericht in ‘Trouw’ van 16 juni 1983: Joep Friezer wordt onderscheiden met het verzetskruis. |
Zoon
Terug naar Joe Friezer.
Joe Friezer stierf als eerste van het echtpaar, op 24 maart 1998 na een hartaanval, in de leeftijd van 79 jaar. In een In Memoriam in The Los Angeles Times, gepubliceerd op 4 april, wordt gemeld dat Joe’s zaak nu gerund wordt door zijn zoon Henk. En dat Joe in de voorbije decennia beroemdheden heeft gefotografeerd als Martin Luther King, Walt Disney en diverse presidenten. Herhaaldelijk, besluit de krant, heeft hij prijzen gewonnen, van World Press Photo, The Greater Los Angeles Press Club en van The California Photographers Association.
In het overlijdensbericht staat het niet, maar het is vermeldenswaard: Joe Friezer is in 1983, aldus Trouw op 16 juni, onderscheiden met het verzetsherdenkingskruis. Hij was toen bijna dertig jaar daarvoor geëmigreerd. “De versierselen werden hem in Los Angeles opgespeld door de Nederlandse consul-generaal, Karel de Beer.” Volgens Trouw was Friezer “tot 1952 als fotograaf aan de Nieuwe Haagsche Courant verbonden geweest”.
Goldina, Joe’s echtgenote, leefde tot op hoge leeftijd voort, tot 2009. Zij stierf op 25 november, ook in Los Angeles, 91 jaar oud.
Met haar en met Joe zijn nu de laatste en enige overlevenden van de oorspronkelijke families Friezer en Valk heengegaan. Opvallend is dat in de publicaties op de Amerikaanse website nergens wordt ingegaan op het grote verlies dat beide echtelieden hebben geleden als gevolg van de Holocaust. Dat leed wordt verzwegen.
Dit collage toont Joep Friezer in verschillende leeftijden. Te oordelen naar zijn jeugdige uiterlijk zijn de foto’s nog in Nederland gemaakt. |
Vragen
Zoon Henk is inmiddels zelf een gepensioneerde, als 75-jarige in 2019. Maar hij fotografeert nog altijd, meldt de website. De collectie negatieven en foto’s van de beide Friezers is gedoneerd aan het Occidental College, “een particulier liberal arts college” in Los Angeles, gesticht in 1887, aldus Wikipedia.
Nadat hij was opgespoord, toonde Henk Friezer zich bereid enkele vragen te beantwoorden. Hij reageerde in het Engels.
Een zo’n vraag was of zijn vader en moeder hun kinderen ooit hebben gesproken over de verschrikkingen van de oorlog?
Henk: “Niet veel, ze spraken er nooit veel over. Maar ik kon zien dat ze gewond waren, en bitter. Het meeste dat wij hoorden over de oorlog, kwam van mijn moeder.”
Heeft uw vader, bijvoorbeeld in een interview, nog wel eens verteld over wat hij zelf in de oorlog heeft meegemaakt.
Henk: “Ja, ik herinner me wel zoiets. Hij was zijn memoires aan het schrijven toen hij overleed.”
Net zo kort reageerde Henk Friezer op de vraag of hij kon schetsen uit hoeveel leden de Amerikaanse familie Friezer nu bestaat. Hij liet het erbij dat zijn zus Elly in Florida woont, Sophia in Cambria in Californië, en dat er kinderen en kleinkinderen zijn.
En Dordrecht ten slotte: heeft Joe Friezer misschien nog foto’s van de familie uit de Dordtse tijd?
Henk: “Ik heb nooit foto’s van Dordrecht gezien. Wij weten niet wat er is gebeurd met de foto’s die hij in Nederland heeft gemaakt − noch van zijn professionele foto’s, noch van de privé-foto’s. We hebben gezocht naar negatieven ervan, maar we hebben ze nooit gevonden.
Nog een collage, ditmaal met een zichtbaar oudere Joe en Goldina. |
Watersnoodramp
De Nederlandse periode van Joep Friezer is niet volledig uitgewist. Wie de website ‘Gahetna’ bezoekt, die beelden toont uit de reusachtige collectie van het Nationaal Archief, komt er 42 afbeeldingen tegen, van uiteenlopende onderwerpen, door “Friezer, Joep” gemaakt in opdracht van het fotopersbureau Anefo. Zoekend op alleen zijn achternaam, of op “Fotobureau Friezer” komen er op deze site zelf 289 foto’s tevoorschijn, waaronder meerdere (108) van de watersnoodramp.
Vier van zijn opnamen, gemaakt dwars door het hele getroffen gebied, zijn indertijd opgenomen in het nationale herdenkingsboek De Ramp uit 1953, zoals de Haagse foto-onderzoekster en vormgeefster Els Karremans heeft kunnen detecteren voor háár boek De Ramp, verschenen in 2018. In dat boek beschrijft zij de wordingsgeschiedenis van het voorgaande boek De Ramp, dat werd uitgegeven in een oplage van 600.000 exemplaren. Ook noemt zij de fotografen die indertijd afreisden naar het rampgebied, namen die in het boek van 1953 volledig ongenoemd bleven.
Henk Friezer kent uiteraard het oorspronkelijke boek De Ramp. Maar heeft hij ook iets meegekregen van wat zijn vader toentertijd heeft meegemaakt en gefotografeerd?
Nee, laat hij weten. “Ik was te jong. Ik herinner me alleen dat hij vertelde dat hij veel foto’s heeft gemaakt van de tragedie. En hij liet me de laarzen zien die hij toen droeg.”
***
Acht jaar nadat zijn eigen familie en zijn schoonfamilie nagenoeg totaal zijn uitgeroeid, komt Joep Friezer als persfotograaf te werken in zuidwest-Nederland, waar zich in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 een watersnoodramp heeft voltrokken. Dagelijks wordt hij in het desolate, verdronken rampgebied geconfronteerd met nieuw leed; de ramp vergt uiteindelijk 1836 slachtoffers.
Hoe Joep Friezer dit persoonlijk zo kort na elkaar allemaal heeft weten te verstouwen, is voor een buitenstaander niet te bevatten. Maar feitelijk is het geen wonder dat hij zich met de zijnen een ander, hopelijk beter leven gunde in Amerika.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'